Het opkopen van een CO2-recht via onze campagne is een belangrijk statement naar de rest van Europa. Maar waarom zou je al die moeite doen als je CO2 ook kan opslaan onder de grond?
Het Nederlandse kabinet ziet CO2-afvang en -opslag (ook wel Carbon Capture and Storage, CCS) als een van de belangrijkste maatregelen om aan de doelstellingen van het Parijsakkoord te voldoen. Dit zou vooral moeten plaatsvinden op zee. Los van grote vragen rond de kosten en haalbaarheid ervan, is het op grote schaal afvangen en opslaan van CO2 niet wenselijk. Het is het paard achter de wagen spannen: in plaats van CO2 te verminderen blijven bedrijven CO2 produceren en slaan ze het op. Het stimuleert bedrijven onvoldoende om te zoeken naar duurzame oplossingen en remt daarmee de omslag naar een duurzame economie die gebaseerd is op schone energie. Een deel van de opgeslagen CO2 kan wellicht worden hergebruikt, maar het blijft een relatief dure en onzekere manier om CO2-uitstoot te vermijden.
Ook wil het kabinet de kosten voor een deel betalen uit de subsidiepot die is bestemd voor schone energie. Bedrijven die CO2-uistoot opvangen en opslaan mogen dus ook uit deze pot snoepen. Ondertussen verhoogt het kabinet de energiebelasting. Vanaf 2019 zullen huishoudens 337 miljoen en bedrijven 56 miljoen meer betalen voor hun energie. Zo bezien worden de kosten niet eerlijk verdeeld en komt van het principe ‘de vervuiler betaalt’ te weinig terecht.
Als het Emissiehandel systeem goed zou werken, dan zouden vervuilende bedrijven zelf een prikkel ervaren om hun CO2 op te slaan, zonder dat de Nederlandse overheid dat zou moeten subsidieren. Het wordt dan rendabel. In dat geval gaat de vervuiler wel degelijk zelf betalen.
Kortom, investeer dus in een effectief emissiehandelssysteem. Dan betaalt de vervuiler en stimuleren we het verminderen van CO2-uitstoot door bedrijven.